Hoge Raad 10 juli 2015: Vergoeding voor opslag roerende zaken

Door Maarten Kalkwiek – advocaat in Commerciële geschillen op 2015-07-17

Dit arrest is in het bijzonder van belang voor jachthavens, loodsen en opslaglocaties. In het algemeen is het van belang voor mensen die adviseren over verbintenissenrecht (ECLI:NL:HR:2015:1830).

Wat was aan de hand?

Scheepswerf Altena heeft in 2005/2006 in opdracht van Searocco Yachts een zeewaardig motorschip afgebouwd (de ‘Femina’). Daarna sloten Altena en Searocco een overeenkomst op grond waarvan Altena een bonus zou krijgen als zij de Femina zou verkopen. Altena krijgt de Femina bovendien, tot de verkoop, ‘kosteloos’ ter beschikking voor promotiedoeleinden. Ondanks enige belangstelling is het niet tot een verkoop gekomen. Tussen Altena en Searocco ontstaat een conflict, dat ertoe leidt dat Altena de overeenkomst met Searocco beëindigt en liggeld eist.

De standpunten

Tussen partijen is geen contract gesloten waarin staat dat Searocco liggeld moet betalen. Altena stelt echter dat tussen Searocco en haar (stilzwijgend) een overeenkomst van bewaarneming is gesloten op grond waarvan Searocco liggeld is verschuldigd (in de bewoordingen van de wet ‘loon’). In dit verband bepalen art. 7:600 en art. 7:601 lid 1 BW als volgt:

“Bewaarneming is de overeenkomst waarbij de ene partij, de bewaarnemer, zich tegenover de andere partij, de bewaargever, verbindt, een zaak die de bewaargever hem toevertrouwt of zal toevertrouwen, te bewaren en terug te geven.”

“Indien de overeenkomst door de bewaarnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, is de bewaargever hem loon verschuldigd.”

Searocco stelt hier tegenover dat zij de Femina voor beurzen en/of promotiedoeleinden kosteloos aan Altena ter beschikking heeft gesteld. Uit deze afspraak volgt volgens Searocco dat geen liggeld is verschuldigd.

Rechtbank en hof zijn het met Altena eens. Het hof overweegt dat Searocco heeft toegelaten dat de Femina de werf van Altena werd gelegd/gestald zolang zij nog niet was verkocht. Daarom is volgens het hof van rechtswege sprake van een overeenkomst van bewaarneming. Anders dan Searocco stelt, betekent een kosteloze terbeschikkingstelling naar algemeen spraakgebruik dat degene die een zaak aan een ander ter beschikking stelt aan deze laatste geen kosten in rekening brengt, maar niet het omgekeerde, namelijk dat degene aan wie de zaak ter beschikking is gesteld, geen kosten aan zijn wederpartij in rekening zou mogen brengen, aldus het hof. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat Searocco liggeld is verschuldigd aan Altena.

Searocco komt bij de Hoge Raad op tegen het oordeel van het hof met de stelling dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat een overeenkomst van bewaarneming tot stand was gekomen. Als sprake zou zijn van bewaarneming moest Searocco (de bewaargever) de Femina (de zaak) aan Altena (de bewaarnemer) toevertrouwen, “wat inhoudt dat de bewaarnemer zich over de hem toevertrouwde zaak ontfermt in het belang van de bewaargever”. Volgens Searocco is niet aan dit criterium voldaan, omdat de Femina op de werf van Altena werd gestald met de bedoeling dat Altena het schip kosteloos ter beschikking kreeg voor beurzen en promotiedoeleinden. Niet het belang van Searocco, maar het belang van Altena was ermee gediend, en daarom is geen sprake van bewaarneming in de zin van art. 7:600 BW, aldus Searocco.

Hoge Raad

De Hoge Raad wijst het cassatieberoep van Searocco af en oordeelt als volgt. Het is juist dat het belang van Altena was gediend bij de overeenkomst, omdat Altena de Femina voor promotiedoeleinden mocht gebruiken. In die zin is dus geen sprake van een overeenkomst van bewaarneming. Echter, ook het belang van Searocco was erbij gediend, omdat “zij aldus in staat was activiteiten te ontplooien gericht op de verkoop van het schip ten behoeve van Searocco Yachts.” In feite was de overeenkomst dus in het belang van zowel Searocco als Altena en dat staat niet in de weg aan het bestaan van een overeenkomst van bewaarneming.

Bovendien kan het best zo zijn dat enerzijds sprake is van een overeenkomst van bewaarneming (omdat Searocco er belang bij had dat de Femina bij Altena gestald was) en anderzijds sprake van een andere overeenkomst (omdat Altena de Femina voor promotiedoeleinden mocht gebruiken). De Hoge Raad verwijst in dit verband naar de regels over samenloop (art. 6:215 BW). De slotsom is dan ook dat (ook) sprake was van een overeenkomst van bewaarneming, Searocco loon (liggeld) verschuldigd was en aan Altena moet betalen.

Advies

Altena en Searocco hadden niet met elkaar afgesproken dat Searocco liggeld moest betalen. Toch is de liggeldclaim van Altena toegewezen, vanwege – kort gezegd – het enkele feit dat Searocco er belang bij had dat de Femina bij Altena kon worden gestald. Dat is niet onredelijk omdat Altena ook kosten moest maken voor het stallen van het schip. Anderzijds zal het voor Searocco als een verrassing zijn gekomen, omdat zij niet met Altena had afgesproken liggeld te betalen. Dit arrest illustreert goed dat ons wettelijk systeem voor partijen onvoorziene gevolgen kan hebben. Mocht u bedrijfsmatig een roerende zaak bij een ander laten opslaan, houdt er dan rekening mee dat u daar een factuur voor krijgt, zelfs als dat niet is afgesproken.