Hoge Raad 13 november 2015: Wanneer is conservatoir beslag onrechtmatig?
Door Maarten Kalkwiek – advocaat in Commerciële geschillen op 2015-11-19Soms is het wenselijk om beslag te leggen op vermogensbestanddelen van een debiteur, voordat de rechter vonnis heeft gewezen in het onderliggende geschil (zogenoemd conservatoir beslag). De Nederlandse rechter stelt betrekkelijk lage eisen aan een dergelijk verzoek (zie de beslagsyllabus). Dit arrest gaat over de vraag wanneer de beslaglegger aansprakelijk is voor de gevolgen van de beslaglegging (ECLI:NL:PHR:2015:1670).
Uitgangspunt is als volgt: Als de rechter uiteindelijk de vordering ter zekerheid waarvan beslag is gelegd geheel of gedeeltelijk toewijst, heeft de beslaglegger niet onrechtmatig gehandeld. Wordt de vordering echter geheel afgewezen, dan is de beslaglegger echter wel aansprakelijk voor de gevolgen van het onterechte beslag (op grond van onrechtmatige daad, art. 6:162 BW).
Als de beslaglegger voor een te hoog bedrag beslag heeft gelegd (bijvoorbeeld als zijn vordering slechts deels wordt toegewezen), lichtvaardig beslag heeft gelegd of het beslag onnodig heeft gehandhaafd, is het leerstuk misbruik van bevoegdheid van toepassing (art. 3:13 BW). Dan moet (niet cumulatief) worden aangetoond dat de beslaglegger:
1. geen ander doel had dan de debiteur te schaden;
2. niet het doel had om met het beslag zekerheid te verkrijgen;
3. in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij het leggen/handhaven van het beslag en het niet-leggen/opheffen daarvan in redelijkheid het beslag niet had kunnen leggen/handhaven.
De praktijk leert dat het moeilijk, zo niet vrijwel onmogelijk, is om bewijs van deze stellingen te leveren.
In de aan de Hoge Raad voorliggende zaak had de rechtbank de beslaglegger verlof verleend tot beslaglegging tot een bedrag van € 135 miljoen. De debiteur zag zich er daarom toe gedwongen om een bankgarantie tot dit bedrag af te geven, met alle kosten van dien. Uiteindelijk is het onderliggende geschil geschikt waarbij de debiteur ‘maar’ € 12,75 miljoen aan de beslaglegger hoefde te betalen. Tussen het verlof waarmee de bankgarantie werd afgedwongen en de uiteindelijke schikking zat dus nogal een verschil.
De debiteur zag zich ermee geconfronteerd dat hij grote schade had geleden vanwege de bankgarantie, die onder druk van het verlof tot beslaglegging tot € 135 miljoen werd verleend. Rechtbank en hof oordelen echter dat de beslaglegger geen misbruik van de bevoegdheid tot beslaglegging heeft gemaakt (de claim was immers deels uitbetaald middels de schikking).
In de cassatieprocedure neemt de debiteur het standpunt in dat het beslagstelsel op de schop moet. Een conservatoir beslaglegger kan ook onrechtmatig handelen buiten de hiervoor besproken gevallen (vordering geheel afgewezen/misbruik van bevoegdheid). Beslaglegging vormt een inbreuk op het in art. 1 Eerste Protocol van EVRM gewaarborgde recht op eigendom, zodat daar niet lichtvaardig toe mag worden overgegaan. De kosten van de bankgarantie voor het verschil tussen het bedrag waarvoor is geschikt (€ 12,75 miljoen) en de afgegeven bankgarantie (€ 135 miljoen) zouden dan ook voor rekening van de beslaglegger moeten komen.
In navolging van het advies van Advocaat-Generaal Spier verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep deels op niet-inhoudelijke gronden. Mijns inziens laat de Hoge Raad daarmee een kans liggen om tot een beslagstelsel te komen dat meer recht doet aan de beslagene.
Volgens Spier is er wel iets voor te zeggen dat het beslagstelsel evenwichtiger moet, maar dan is het aan de wetgever om strengere eisen aan de verlofverlening voor het beslag te stellen. Naar mijn mening is dat maar het halve verhaal. De realiteit is immers dat verlof tot het leggen van conservatoir beslag snel wordt verleend. Daarmee wordt in essentie een deel van de verantwoordelijkheid om een redelijke afweging te maken verplaatst van de rechter – die het verlof snel verleent – naar de schuldeiser, die de afweging moet maken om van het verlof gebruik te maken door beslag te leggen of een bankgarantie af te dwingen. Die verplaatsing van verantwoordelijkheid zou mijns inziens tot gevolg moeten hebben dat het niet-naleven daarvan leidt tot een onrechtmatige daad.