Hoge Raad 14 augustus 2015: Pandrecht kan vermenging met niet-verpande zaken overleven
Door Maarten Kalkwiek – advocaat in Commerciële geschillen, Ondernemingsrecht op 2015-08-27Dit arrest is belangrijk voor pandhouders, financiële instellingen en juristen die zich bezig houden met zekerheidsrechten, omdat door de Hoge Raad een nieuwe regel over pandrechten is geformuleerd.
Het ging in deze zaak om de situatie waarin verpand aluminium in een smeltoven werd vermengd met niet-verpand aluminium. De exploitant van de smeltoven was gefailleerd en het aluminium was gestold. Daarop ontstond een uitgebreid geschil met als inzet wie de eigendom op het aluminium had en het aluminium mocht verkopen. Vanzelfsprekend was de pandhouder van mening dat aan hem het recht toekwam tot verkoop van het aan hem verpande aluminium.
De hoofdregel is als volgt. Pandrecht is een beperkt recht (art. 3:8 BW), omdat het is afgeleid uit het eigendomsrecht op de verpande zaak. Pandrechten gaan daarom teniet door het tenietgaan van het recht waaruit zij zijn afgeleid (in dit geval het eigendomsrecht op het aluminium). Dit staat in art. 3:81 lid 2 onder a BW.
Als gezegd was het verpande aluminium in de smeltoven vermengd met niet-verpand aluminium. De vraag was daarom of het eigendomsrecht op het verpande aluminium bestond of juist teniet was gegaan vanwege vermenging.
Om de vraag of het pandrecht op het aluminium nog bestond te beantwoorden, moest dus de vraag worden beantwoord of het eigendomsrecht op het verpande aluminium nog bestond. Deze vraag moet volgens de Hoge Raad worden beantwoord aan de hand van de vermengingregels van art. 5:15 BW in verbinding met art. 5:14 BW.
Als een roerende zaak (zoals het verpande aluminium) bestanddeel wordt van een andere roerende zaak (het niet-verpande aluminium) waarvan “de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft” of die “volgens verkeersopvattingen” als hoofdzaak is aan te merken, gaat de eigendom over op de eigenaar van de hoofdzaak (art. 5:14 lid 1 en lid 3 BW).
In deze zaak kon aan de hand van deze criteria niet worden opgehelderd wie eigenaar was, omdat niet helemaal duidelijk was hoeveel aluminium niet verpand was en hoeveel wel. Voor zulke gevallen bepaalt art. 5:14 lid 2 BW dat een nieuwe zaak ontstaat waar de eigenaars van de oorspronkelijke zaken mede-eigenaar van zijn.
Strikt genomen is de eigendom op de oorspronkelijke zaak, waar het pandrecht op rustte, dus tenietgegaan en vervangen door een mede-eigendomsrecht op een nieuwe zaak. In dat opzicht ligt het voor de hand dat het pandrecht ook teniet is gegaan en dat de pandhouder het aluminium dus niet mag verkopen.
De Hoge Raad oordeelt echter toch anders door een nieuwe regel te formuleren. Als via de band van art. 5:14 lid 2 BW een nieuwe zaak ontstaat uit zaken waarvan er één verpand was, dan ontstaat van rechtswege een nieuw pandrecht op een aandeel in de nieuwe zaak ten behoeve van degene die het pandrecht op de door vermenging tenietgegane zaak had gevestigd. Hiermee schiet de Hoge Raad pandhouders te hulp.
Het is nu zaak om goed te onderzoeken of pandrechten waarvan werd aangenomen dat die teniet waren gegaan door vermenging, op basis van deze nieuwe regel toch nog blijken te staan. In dat geval kunnen de pandrechten wellicht alsnog worden uitgewonnen.