Hoge Raad 1 mei 2015: Wegvervoerdersaansprakelijkheid
Door Maarten Kalkwiek – advocaat in Commerciële geschillen op 2015-05-12Dit arrest gaat over de vraag wanneer een wegvervoerder aansprakelijk is voor de volledige schade als gevolg van diefstal van goederen tijdens het transport (zie ECLI:NL:PHR:2015:190).
Het volgende was aan de hand. Een chauffeur van de vervoerder had op 8 december 2004 van de firma Delacher een lading sigaretten van fabrikant Philip Morris in ontvangst genomen en was alleen, zonder tweede chauffeur, gaan rijden. Op 9 december 2004 is de chauffeur door de politie te Antwerpen, in de haven van Antwerpen langs de kant van de weg, vastgeketend en geboeid in zijn vrachtwagen aangetroffen. De zending sigaretten bleek met de transportdocumenten gestolen te zijn. De chauffeur heeft verklaard dat hij de vrachtwagen daar op 8 december 2004 rond 23:00 uur had geparkeerd om te overnachten.
De ladingbelanghebbenden stellen dat de vervoerder aansprakelijk is voor de volledige schade als gevolg van de diefstal. Het gaat dan met name om de waarde van de sigaretten, invoerrechten en de accijnzen. Alleen al deze laatste twee bedragen samen € 1.514.250,66.
Hoe zat het ook al weer?
Het wegvervoerrecht heeft twee kenmerkende aspecten. In het arrest van 17 april 1998 (Oegema / Amev, NJ 1998, 602) oordeelde de Hoge Raad dat van overmacht slechts sprake is indien de vervoerder aantoont dat hij alle in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van een zorgvuldig vervoerder en zijn hulppersonen te vergen maatregelen heeft genomen om het verlies te voorkomen. De vervoerder komt dus zelden een beroep toe op overmacht, zodat hij bijna altijd aansprakelijk is.
Daar staat tegenover dat de schadevergoeding die de wegvervoerder moet betalen als hij aansprakelijk is, nagenoeg altijd is beperkt. Voor binnenlands wegvervoer is dit geregeld in art. 8:1105 BW (€ 3,40 per kilo) en voor grensoverschrijdend wegvervoer in art. 23 lid 3 CMR (8.33 SDR, ofwel ca. € 10,–, per kilo). Dit wordt in de praktijk ook wel de ‘gelimiteerde aansprakelijkheid’ of ‘limiet’ genoemd.
Slechts in zeer uitzonderlijke situaties wordt de limiet doorbroken, dat wil zeggen dat de vervoerder geen beroep op de beperking van zijn aansprakelijkheid kan doen. Daarvoor is nodig dat wordt bewezen dat de vervoerder óf opzettelijk de schade of het verlies heeft veroorzaakt óf roekeloos en met de wetenschap dat de schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien heeft gehandeld (zie art. 8:1108 BW resp. art. 29 CMR). Dit laatste criterium wordt door de Hoge Raad als volgt uitgelegd:
“Van gedrag, dat als roekeloos en met de wetenschap dat de schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien moet worden aangemerkt, is sprake, wanneer degene die zich aldus gedraagt het aan de gedraging verbonden gevaar kent en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden.” HR 5 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9308, NJ 2001/391 en HR 5 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA93090).
In het geval van grensoverschrijdend wegvervoer wordt de limiet ook doorbroken in geval van opzet of roekeloosheid van de chauffeur van de vervoerder (art. 29 lid 2 CMR). In het geval van binnenlands vervoer is dat onvoldoende. De directie van de vervoerder moet zelf opzettelijk of bewust roekeloos de schade of het verlies hebben veroorzaakt (art. 8:1108 BW).
Volgens het hof en de Hoge Raad
Als gezegd vorderen de ladingbelanghebbenden dat de wegvervoerder de volledige schade moet betalen. In dit verband stelden zij dat de chauffeur in het complot van de dieven zat (opzet) danwel dat sprake was van roekeloos gedrag van de chauffeur met de wetenschap dat de schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.
Dit volgt volgens de ladingbelanghebbenden uit het door hen gestelde feit dat (a) de vervoerder de verplichting om met twee chauffeurs te rijden niet is nagekomen, (b) criminelen bekend waren met de kostbare lading, (c) de route die de chauffeur heeft gevolgd onlogisch was en (d) de keuze om te parkeren op de plek waar de diefstal plaatsvond verdacht is.
Het hof wijst de vordering af en oordeelt zelfs dat de ladingbelanghebbenden onvoldoende hebben gesteld om überhaupt tot de conclusie te kunnen komen dat de aansprakelijkheidslimiet van de vervoerder wordt doorbroken. Dit oordeel wordt door de Hoge Raad in stand gelaten.
De les van het arrest
Dit arrest illustreert goed hoe lastig het is om te bewijzen dat iemand opzettelijk of roekeloos heeft gehandeld. Mijn advies aan ladingbelanghebbenden is dan ook om vervoerders alleen aansprakelijk te houden voor de volledige schade als de vervoerder, of als het grensoverschrijdend vervoer betreft zijn chauffeur, strafrechtelijk voor de diefstal is veroordeeld. In alle andere gevallen zal doorbreking van de limiet niet snel worden aangenomen.